ECLI:NL:CRVB:2020:114
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die zich op 17 januari 2013 ziek meldde met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende haar een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar stelde later vast dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren, waaronder dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten en dat de functies die haar werden voorgehouden ongeschikt voor haar waren. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid van appellante terecht op minder dan 35% had vastgesteld. De Raad oordeelde dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen nieuwe informatie was die de eerdere conclusies van het Uwv zou ondermijnen. De hoger beroepen van appellante werden afgewezen en de aangevallen uitspraken werden bevestigd.