ECLI:NL:CRVB:2020:1106
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering en zorgvuldigheid medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 22 september 2015 ziek meldde met knieklachten en later psychische klachten ontwikkelde, had in 2017 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze aanvraag, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd, ondanks dat een rapport was opgesteld door een arts die nog niet geregistreerd was als verzekeringsarts. De Centrale Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en stelt dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van appellant voor de geduide functies en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen proceskostenveroordeling nodig is.