ECLI:NL:CRVB:2020:1078
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- J.B. Beerens
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kosten bezwaar en samenhangende zaken in bestuursrecht
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard omdat het college de kosten van bezwaar onjuist had vastgesteld. Het college had voor ieder bezwaarschrift één punt moeten toekennen, terwijl het college slechts één punt had toegekend voor het indienen van het bezwaarschrift en één punt voor het bijwonen van de hoorzitting. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de hoogte van de vergoeding van de kosten in bezwaar betreft en zelf in de zaak voorzien door het college te veroordelen tot een vergoeding van € 512,- aan kosten in bezwaar, bovenop de al toegekende vergoeding van € 1.024,-.
In hoger beroep heeft het college aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat voor ieder bezwaarschrift een punt had moeten worden toegekend, omdat er sprake is van samenhangende zaken. De Raad voor de Rechtspraak heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en vastgesteld dat de bezwaren van betrokkene tegen de besluiten tot herziening, terugvordering, brutering en het opleggen van de boete nagenoeg identiek waren. De Raad heeft geoordeeld dat het college terecht heeft gesteld dat er sprake is van samenhangende zaken, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze was aangevochten en het beroep tegen het besluit van 11 februari 2019 ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de voorzitter P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van griffier J.B. Beerens, en is openbaar uitgesproken op 28 april 2020.