Uitspraak
18/922 PW
5 januari 2018, 16/3220 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant ontvangt sinds 7 november 2006 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en ontvangt daarnaast een diensttijdpensioen op grond van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen. Het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) heeft appellant een verhoging op zijn pensioen toegekend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Venlo is aangemerkt als inkomen dat in mindering wordt gebracht op de bijstand. Appellant is van mening dat deze verhoging niet als inkomen moet worden aangemerkt, omdat het volgens hem een toeslag betreft die niet verrekend mag worden met de bijstand.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de nabetaling van het ABP aan appellant moet worden gekwalificeerd als middelen in de zin van de PW. De Raad oordeelt dat de wetgever in de PW expliciet heeft aangegeven welke uitkeringen niet tot de middelen worden gerekend, en dat de situatie van appellant daar niet onder valt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de door appellant ingeroepen Kaderwet betrekking heeft op militaire pensioenen en niet op bijstandsverlening op grond van de PW. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.