ECLI:NL:CRVB:2020:1020

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
18/4385 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning dubbele kinderbijslag en informatieplicht Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die een aanvraag voor dubbele kinderbijslag had ingediend voor haar kind, kreeg te maken met een afwijzing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) op basis van artikel 14, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Svb had de dubbele kinderbijslag met terugwerkende kracht niet kunnen toekennen, omdat de wet dit niet toestaat. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.

De appellante ontving eerder een tegemoetkoming voor haar kind, maar deze was beëindigd omdat de vereiste indicatie niet meer geldig was. Na een aanvraag voor dubbele kinderbijslag in 2018, werd deze slechts met ingang van het eerste kwartaal van 2018 toegekend. De appellante voerde aan dat de Svb haar had moeten informeren over de mogelijkheid om dubbele kinderbijslag aan te vragen, maar de Raad oordeelde dat de Svb niet verplicht was om deze informatie te verstrekken. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak bevestigde dat de wet geen ruimte biedt voor toekenning van de kinderbijslag met terugwerkende kracht.

Uitspraak

18.4385 AKW

Datum uitspraak: 24 april 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2018, 18/3030 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. Matadien, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Matadien en K. Blom als tolk. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F.L.B. Metz.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante ontving voor haar kind [naam kind], geboren [in] 2008, met ingang van het vierde kwartaal van 2013 een tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen. Bij besluit van 30 oktober 2014 heeft de Svb het recht op deze tegemoetkoming met ingang van het vierde kwartaal van 2014 beëindigd, omdat de vereiste indicatie niet meer geldig was. In het besluit is appellante uitgenodigd een nieuwe indicatie aan te vragen en aan de Svb te sturen. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt.
1.2.
Op 7 februari 2018 heeft appellante bij de Svb een aanvraag voor dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor [naam kind] ingediend.
1.3.
Bij besluit van 26 februari 2018 heeft de Svb aan appellante met ingang van het eerste kwartaal van 2018 dubbele kinderbijslag toegekend.
1.4.
Bij besluit van 24 april 2018 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 26 februari 2018 ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat het op grond van artikel 14, derde lid, van de AKW niet mogelijk is om de dubbele kinderbijslag met terugwerkende kracht toe te kennen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat het niet mogelijk is om dubbele kinderbijslag toe te kennen met ingang van een datum voorafgaand aan de eerste dag van het kwartaal waarin de aanvraag is ingediend. De stelling van appellante dat de Svb haar had moeten inlichten over het recht op dubbele kinderbijslag vindt geen steun in de wet noch in enige andere rechtsregel.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de Svb haar had moeten informeren over de mogelijkheid om dubbele kinderbijslag aan te vragen. Temeer omdat de Svb bekend was met het CIZ-besluit van 18 mei 2016, waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor het recht op dubbele kinderbijslag was voldaan.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen, wordt onderschreven. Het dwingend geformuleerde artikel 14, derde lid, van de AKW biedt niet de mogelijkheid om het recht op dubbele kinderbijslag met ingang van een eerdere datum dan het eerste kwartaal van 2018 toe te kennen. Wat appellante heeft aangevoerd over de informatieplicht van de Svb leidt niet tot een ander oordeel. Uit vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4434) volgt dat van een informatieplicht van de Svb geen sprake is. Daar komt in dit geval bij dat de Svb appellante in 2014 uitdrukkelijk heeft uitgenodigd een indicatie te overleggen teneinde haar rechten veilig te stellen. Voorts is de Svb, anders dan appellante heeft gesteld, niet bekend met een CIZ-indicatie van 18 mei 2016. Eerst bij haar aanvraag van dubbele kinderbijslag van 19 januari heeft appellante een nieuw indicatiebesluit overgelegd, dat evenwel slechts geldig is geldig tot 31 december 2015. Het dossier biedt daarom ook overigens geen aanleiding om te concluderen dat de Svb op enigerlei wijze blaam treft voor de laattijdige aanvraag voor kinderbijslag.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2020.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) D.S. Barthel