ECLI:NL:CRVB:2017:4434

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
16/5125 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de terugwerkende kracht van de wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1996, op 19 mei 2015 een wezenuitkering aangevraagd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft bij besluit van 28 mei 2015 de uitkering met ingang van 1 mei 2014 toegekend. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar is bij besluit van 24 juli 2015 ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit eveneens ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante behandeld en geconcludeerd dat de Svb niet gehouden was om de wezenuitkering met verdergaande terugwerkende kracht toe te kennen dan één jaar voor de aanvraag.

Appellante heeft aangevoerd dat de wezenuitkering ten onrechte niet is toegekend met terugwerkende kracht vanaf januari 2012, en dat de Svb een informatieplicht had die niet is nagekomen. De Svb heeft echter gesteld dat er geen verplichting was om appellante of haar pleegmoeder te informeren over een mogelijk recht op uitkering. De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de omstandigheden van de wettelijke vertegenwoordiger(s) van de verzekerde in aanmerking moeten worden genomen, maar dat de stelling van appellante over een inlichtingenverplichting geen steun vindt in het recht.

De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een bijzonder geval en dat de onbekendheid van de pleegmoeder met de wettelijke bepalingen niet aan de Svb kan worden tegengeworpen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 december 2017.

Uitspraak

16/5125 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
29 juli 2016, 15/5026 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 22 december 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P. van Baaren, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2017. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Baaren. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is geboren [in] 1996. Op 19 mei 2015 heeft zij een wezenuitkering aangevraagd. Bij besluit van 28 mei 2015 is appellante met ingang van 1 mei 2014 een wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet toegekend.
1.2.
Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 24 juli 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Svb was niet gehouden om de wezenuitkering met verdergaande terugwerkende kracht toe te kennen dan één jaar voor de aanvraag.
3.1.
Appellante heeft het standpunt ingenomen dat de wezenuitkering ten onrechte niet is toegekend met terugwerkende kracht vanaf januari 2012. De Svb had een informatieplicht tegenover appellante. De Svb is deze verplichting niet (voldoende) nagekomen. Gesteld is dat de pleegmoeder van appellante de aan haar geadresseerde brief van 20 januari 2012 niet heeft ontvangen en appellante zelf door de Svb niet is geïnformeerd.
3.2.
De Svb heeft gesteld dat er geen verplichting was om appellante of haar toenmalige pleegmoeder in te lichten over een mogelijk recht op uitkering. Bij wijze van service is daarover aan de pleegmoeder van appellante op 20 januari 2012 een informatiebrief gestuurd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat ingeval van minderjarigheid van een verzekerde, de omstandigheden van de wettelijke vertegenwoordiger(s) van de verzekerde in aanmerking moeten worden genomen. Verwezen wordt naar de uitspraken van de Raad van 21 november 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AD7077, en 19 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1031.
4.2.
De stelling dat de Svb een inlichtingenverplichting zou hebben, vindt geen steun in het recht. In het kader van de beoordeling van de vraag of sprake is van een bijzonder geval, heeft de Raad in eerdere uitspraken geoordeeld dat van een inlichtingenverplichting van de Svb geen sprake is. De rechtbank heeft met juistheid verwezen naar de uitspraak van de Raad van 22 april 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO8395.
4.3.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen sprake is van een bijzonder geval. De stellingen van appellante dat zij onbekend was met haar rechten en dat de informatiebrief van 20 januari 2012 door haar pleegmoeder niet is ontvangen, kunnen daaraan niet afdoen. In het midden kan blijven of aannemelijk is dat de brief van 20 januari 2012 daadwerkelijk is verzonden en, zo ja, of deze door de geadresseerde is ontvangen. Ingestemd wordt met de overweging van de rechtbank dat onbekendheid van de pleegmoeder van appellante met de wettelijke bepalingen geen bijzonder geval oplevert. Deze onbekendheid kan in dit geval niet aan de Svb worden tegengeworpen maar dient voor risico en rekening van appellante te komen.
4.4.
Uit overweging 4.1 tot en met 4.3 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2017.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) H. Achtot

OS