Uitspraak
17 1104 WAO
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Vragenformulier Subsidieregelingen werkgever’ (vragenformulier) van 2 maart 2015, met de machtiging van betrokkene, ontvangen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de oplegging van een boete aan betrokkene, die sinds 1998 een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Betrokkene had in augustus 2014 een dienstverband bij een werkgeefster, maar heeft dit niet onverwijld aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) gemeld. Het Uwv heeft daarop een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat er sprake was van verminderde verwijtbaarheid en het boetebedrag verlaagd naar € 963,-. Het Uwv ging hiertegen in hoger beroep, stellende dat betrokkene niet uit eigen beweging de juiste inlichtingen had verstrekt. De Raad oordeelde dat betrokkene zijn verplichtingen niet was nagekomen en dat er geen reden was voor verminderde verwijtbaarheid. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelde het boetebedrag vast op € 1.925,93. De Raad concludeerde dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig had gemeld dat hij in dienst was gegaan, en dat het Uwv terecht de boete had opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig melden van wijzigingen in de situatie van uitkeringsgerechtigden.