ECLI:NL:CRVB:2019:944
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.N.A. Bootsma
- J.J.A. Kooijman
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking IOAW-uitkering wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die een IOAW-uitkering ontving, had een relatie met [X] en woonde met haar samen. Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden concludeerde na een huisbezoek dat er geen gezamenlijke huishouding was. Echter, na een onderzoek door de sociale recherche Fryslân, werd vastgesteld dat appellant en [X] wel degelijk een gezamenlijke huishouding voerden, wat leidde tot de intrekking van de uitkering en terugvordering van eerder betaalde bedragen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant en [X] gedurende de relevante periode hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en dat er sprake was van wederzijdse zorg, wat de grenzen van een zakelijke relatie overschreed. De Raad oordeelde dat het college terecht de IOAW-uitkering had ingetrokken en de terugvordering had ingesteld. De eerdere goedkeuring van het kamerhuurcontract door het college werd niet als voldoende bewijs gezien om de gezamenlijke huishouding te ontkennen, aangezien de appellant eerder onjuiste informatie had verstrekt.
De uitspraak bevestigt dat de appellant niet in zijn hoger beroep slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bekrachtigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.