ECLI:NL:CRVB:2019:893
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van intrekkings- en terugvorderingsbesluit bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 1 januari 2012 bijstand ontvangt, had een verzoek ingediend om terug te komen op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, dat haar bijstand had ingetrokken en terugvorderingen had ingesteld. Dit besluit was gebaseerd op een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, waarbij werd gesteld dat appellante niet in Rotterdam woonde en haar inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en appellante stelde dat de uitspraak van de rechtbank over een opgelegde boete een nieuw feit was dat herziening van het intrekkingsbesluit rechtvaardigde.
De Raad oordeelde dat de uitspraak van de rechtbank over de boete geen nieuw feit of gewijzigde omstandigheid was in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigde dat de verklaringen van appellante, afgelegd zonder cautie, wel gebruikt konden worden bij de intrekking en terugvordering van de bijstand. De Raad oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd had gereageerd op de gronden van appellante en dat de argumenten van appellante in hoger beroep niet voldoende waren om het bestreden besluit als evident onredelijk te beschouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om herziening af.