ECLI:NL:CRVB:2016:1274
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond was verklaard. Het Uwv had op 19 december 2013 geweigerd verzoekster met ingang van 1 mei 2013 in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), omdat zij volgens het Uwv geen werknemer was. Na een ongegrond verklaard bezwaar, heeft verzoekster op 15 februari 2016 hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) en verzocht om een voorlopige voorziening. De ABRvS heeft deze stukken doorgezonden naar de Centrale Raad van Beroep.
De voorzieningenrechter heeft op 24 maart 2016 de zitting gehouden, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.J.R. Roethof, en het Uwv door mr. P.J. Reith. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het beroepschrift van verzoekster niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift was begonnen op 13 juni 2015, na verzending van de aangevallen uitspraak, en eindigde op 24 juli 2015. Het beroepschrift is echter pas op 15 februari 2016 ontvangen.
Verzoekster voerde aan dat zij de uitspraak pas op 10 februari 2016 had ontvangen, omdat haar toenmalige advocaat deze had achtergehouden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat fouten van een gemachtigde aan de verzoekster zelf worden toegerekend. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.