ECLI:NL:CRVB:2019:737
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- E. Dijt
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante. Appellante, die eerder een WIA-uitkering ontving vanwege psychische klachten, heeft in 2015 gemeld dat haar gezondheidssituatie was verslechterd. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat er geen recht op een nieuwe WIA-uitkering was ontstaan, omdat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was aangetoond. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellante in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de medische beoordelingen van het Uwv en de rechtbank beoordeeld. De Raad concludeert dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen aanwijzingen zijn voor toegenomen beperkingen die voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak als de eerdere WIA-uitkering. De Raad heeft vastgesteld dat de klachten van appellante, zowel psychisch als lichamelijk, niet zijn toegenomen in de zin die nodig is voor het verkrijgen van een nieuwe uitkering. De eerdere diagnoses en de medische rapportages ondersteunen de conclusie dat er geen recht op een WIA-uitkering is ontstaan. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.