ECLI:NL:CRVB:2019:710
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor de aanschaf van iPads voor schoolgaande kinderen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van twee iPads voor zijn kinderen, die deze nodig zouden hebben voor hun onderwijs. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er een kosteloze alternatieve mogelijkheid was om de iPads op school te gebruiken en de kinderen thuis met een laptop of computer hun huiswerk konden maken.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen gebruik kon maken van de kosteloze alternatieven die de school bood. Tijdens de hoorzitting heeft de appellant verklaard dat hij wel een laptop had, maar dat deze niet beschikbaar was voor de kinderen. Later in de procedure heeft hij echter gesteld dat de laptop stuk was ten tijde van de aanvraag, maar deze stelling was niet onderbouwd. De Raad concludeert dat de appellant niet heeft aangetoond dat de aanschaf van de iPads noodzakelijk was, en bevestigt daarmee de beslissing van het college.
De uitspraak benadrukt dat het aan de aanvrager van bijzondere bijstand is om aan te tonen dat de kosten noodzakelijk zijn. In dit geval heeft de Raad geoordeeld dat de appellant niet heeft voldaan aan deze verplichting, en dat de kosten voor de iPads niet noodzakelijk waren in het kader van de Participatiewet. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.