In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op kinderbijslag voor de kinderen van appellante. De kinderen woonden tot half oktober 2015 in Nederland, maar zijn daarna naar Jordanië verhuisd. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had de kinderbijslag voor de kinderen geweigerd met verwijzing naar artikel 7b van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), omdat de kinderen volgens de Svb in Jordanië woonden. Appellante stelde dat de kinderen tijdelijk in Jordanië verbleven voor onderwijs en dat zij in Nederland woonden tijdens de zomervakantie.
De Raad heeft vastgesteld dat de kinderen tot half oktober 2015 in Nederland woonden en dat de kinderbijslag voor hen tot en met het vierde kwartaal van 2015 niet geweigerd kan worden. De Svb moet nagaan of aan de overige voorwaarden voor toekenning van kinderbijslag is voldaan. Voor het eerste en tweede kwartaal van 2016 bestaat echter geen recht op kinderbijslag, omdat de kinderen op de peildata niet in Nederland verbleven. De Raad heeft de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.048,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.