In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 21 december 2017, staat de toekenning van maatwerkvoorzieningen voor huishoudelijke ondersteuning centraal. Eiser had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), maar deze was door het college van burgemeester en wethouders van Enschede afgewezen. Na een bezwaarprocedure werd het bestreden besluit in stand gelaten, waarop eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 19 oktober 2017 werd duidelijk dat de situatie van eiser, die te maken heeft met mobiliteitsbeperkingen en incontinentie, niet voldoende werd ondervangen door de toegekende maatwerkvoorzieningen. De rechtbank oordeelde dat de geboden zorg niet voldeed aan de ondersteuningsbehoefte van eiser, met name omdat de frequentie van schoonmaakwerkzaamheden niet voldoende was. De rechtbank stelde vast dat de beleidsregels onvoldoende concreet waren en dat er een onderzoeksplicht bestond naar de zorgbehoefte van de aanvrager. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de beperkingen van eiser in het huishouden in acht genomen moeten worden. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser.