ECLI:NL:CRVB:2019:665
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van werkloosheid en dringende reden in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de werkloosheid van appellant en de vraag of deze werkloosheid het gevolg was van een dringende reden. Appellant was sinds 1 december 2007 in dienst bij een werkgever en had zich op 23 juni 2014 ziek gemeld. Na een onderzoek naar zijn gedragingen door een bedrijfsrechercheur, heeft de werkgever besloten de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden wegens dringende redenen, wat door het Uwv werd gevolgd met de intrekking van de WW-uitkering van appellant. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat aan de werkloosheid van appellant een dringende reden ten grondslag ligt, en dat appellant ter zake een verwijt kan worden gemaakt. De Raad verwijst naar relevante artikelen van de WW en het Burgerlijk Wetboek, en concludeert dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant overtuigend heeft gemotiveerd en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.