ECLI:NL:CRVB:2019:630
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van terugbetaling van leningen in relatie tot uitkering wegens betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante, werkzaam als secretarieel medewerkster, had een uitkering aangevraagd wegens betalingsonmacht van haar werkgever, [BV 1], die in oktober 2015 failliet was verklaard. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had een bedrag van € 3.700,- in mindering gebracht op de uitkering, omdat appellante eerder betalingen had ontvangen van [BV 1] en de Stichting [Stichting]. De rechtbank oordeelde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd dat deze betalingen als terugbetaling van leningen konden worden gekwalificeerd. In hoger beroep handhaafde appellante haar standpunt, maar de Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de betalingen aan appellante moesten worden gezien als loon en dat het Uwv deze bedragen terecht in mindering had gebracht op de uitkering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.