ECLI:NL:CRVB:2019:621
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die sinds 2005 arbeidsongeschikt is door psychische klachten, had in hoger beroep aangevoerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende beperkingen voor zijn klachten bevatte. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was en dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van appellant vielen. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De Raad onderschreef de conclusie van de verzekeringsartsen dat appellant niet ernstiger beperkt was dan vastgesteld en dat de geselecteerde functies medisch passend waren. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant voldoet aan opleidingsniveau 2, ondanks zijn argumenten over zijn taalvaardigheid en werkervaring. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.