ECLI:NL:CRVB:2014:4392

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
12-6620 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische grondslag en geschiktheid voor geselecteerde functies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die zich sinds 19 mei 2009 ziek had gemeld vanwege psychische en somatische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. De verzekeringsarts van het Uwv concludeerde dat appellant beperkingen had, maar dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid op 23,19% werd vastgesteld, wat betekende dat hij geen recht had op een uitkering. Appellant voerde aan dat zijn psychische problemen niet goed waren ingeschat en dat hij analfabeet was, wat zijn kansen op de arbeidsmarkt zou beïnvloeden.

De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de medische onderbouwing van het Uwv deugdelijke was en dat de psychische beperkingen van appellant niet waren onderschat. De Raad stelde vast dat de belasting in de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellant niet overschreed. Bovendien werd benadrukt dat de enkele vermelding van ‘basisonderwijs’ bij een functie niet betekent dat er sprake is van een strikte diploma-eis, maar dat er een opleidingsniveau-eis is die kan worden voldaan door een combinatie van opleiding en werkervaring.

De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant aan de ondergrens van opleidingsniveau 2 kon functioneren, en dat er ook functies op niveau 1 beschikbaar waren. Het verzoek om wettelijke rente werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.

Uitspraak

12/6620 WIA
Datum uitspraak: 24 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
5 november 2012, 11/1326 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft H.J.A. Aerts hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2014. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is laatstelijk voor 32 uur per week werkzaam geweest als medewerker in een Wsw-bedrijf bij de montage van fietsen. Voordien is hij gedurende zeventien jaar werkzaam geweest in diverse productiefuncties. Appellant heeft zich met ingang van 19 mei 2009 ziek gemeld in verband met een combinatie van psychomentale en somatische klachten. Naar aanleiding van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft een verzekeringsarts van het Uwv appellant op
1 maart 2011 onderzocht. De verzekeringsarts heeft voor appellant beperkingen aangenomen in verband met een chronische psychische problematiek, bestaande in een aanpassingsstoornis, chronisch met depressieve stemming, en in verband met knieklachten. Deze beperkingen zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 maart 2011. Het op basis van deze FML uitgevoerde arbeidskundig onderzoek heeft uitgewezen dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant met ingang van 17 mei 2011 moet worden vastgesteld op 23,19%. Gelet op deze bevindingen heeft het Uwv bij besluit van 5 april 2011 vastgesteld dat voor appellant met ingang van 17 mei 2011 geen recht op een WIA-uitkering is ontstaan.
1.2.
In bezwaar heeft appellant aangevoerd dat het Uwv zijn psychische problematiek heeft onderschat. Ter onderbouwing van deze stelling heeft appellant een brief van 8 juni 2011 van de bij Riaggroermond werkzame psychiater L. Vanmolkot overgelegd. Volgens Vanmolkot lijkt er bij appellant sprake te zijn van een ernstige depressieve stoornis als gevolg van velerlei psychosociale problematiek. Appellant is analfabeet, vermijdt sociale contacten, voelt zich minderwaardig en vertoont een ernstige rouwreactie op het overlijden van zijn broer. Er is sprake van velerlei depressieve klachten, waaronder suïcidale gedachten.
1.3.
Ter hoorzitting van 8 augustus 2011 heeft appellant benadrukt dat hij analfabeet is. Hij kan wel Nederlands spreken, maar geen Nederlands schrijven. Voorts heeft hij aangevoerd in Marokko slechts twee maanden basisonderwijs te hebben genoten. De voorzitter heeft daarop toegezegd dat dit laatste aspect door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zal worden herbeoordeeld.
1.4.
In zijn rapport van 16 augustus 2011 heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv vooropgesteld dat het analfabetisme van appellant, gelet op de hiermee samenhangende problemen in het sociale verkeer, weliswaar reactieve spanningsklachten kan oproepen, maar dat analfabetisme als zodanig niet kan worden gezien als een symptoom van ziekte of gebrek. Appellant heeft benutbare mogelijkheden, zij het dat deze als gevolg van zijn depressieve klachten zijn beperkt. Gelet op hetgeen in de bezwaarprocedure naar voren is gekomen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML nog enkele aanvullende beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren in arbeid en te kennen gegeven dat appellant is aangewezen op werktijden met vaste dagdiensten, zonder overuren.
1.5.
Op basis van de aangepaste FML van 16 augustus 2011 heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv in een rapport van 1 september 2011 vastgesteld dat de volgende functies voor appellant geschikt zijn:
. Productiemedewerker industrie (SBC-code 111180),
. Magazijn, expeditiemedewerker (SBC-code 111220),
. Textielproductenmaker (SBC-code 111160) en
. Inpakker (SBC-code 111190).
1.6.
Voor de eerste drie genoemde functies geldt volgens de arbeidsmogelijkhedenlijst opleidingsniveau 2 (getuigschrift basisonderwijs en eventueel meerdere jaren vervolgonderwijs zonder diploma of andere opleidingen op dit niveau) en voor de laatste opleidingsniveau 1 (enkele jaren basisonderwijs. Goed kunnen functioneren in de Nederlandse taal).
1.7.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder is dan 35% onderschreven.
1.8.
Bij besluit van 7 september 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Kort samengevat is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische onderbouwing berust. Ter beoordeling van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank, na het beroep op 12 maart 2012 te hebben behandeld, aanleiding gezien het onderzoek te heropenen, omdat het Uwv had nagelaten de ter hoorzitting in bezwaar gedane toezegging tot herbeoordeling van de voor appellant geselecteerde functies in verband met het feit dat hij slechts twee maanden basisonderwijs heeft genoten na te komen.
2.2.
Bij een bij brief van het Uwv van 30 mei 2012 overgelegd rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 16 mei 2012 heeft het Uwv een nadere motivering gegeven van de geschiktheid van de voor appellant geselecteerde functies. Daartoe heeft deze arbeidsdeskundige vooropgesteld dat volgens het beleid van het Uwv iedere in Nederland werkzame persoon geacht wordt op basisschoolniveau de Nederlandse taal te beheersen. Voorts brengt de omstandigheid dat appellant jarenlang ervaring heeft opgedaan in verschillende functies op productieniveau en het feit dat hij al bijna twintig jaar in Nederland woonachtig is mee dat hij gezien kan worden als iemand die aan de ondergrens van opleidingsniveau 2 kan functioneren. Betreffende de in bezwaar geselecteerde functies Productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en Magazijn, expeditiemedewerker (SBC-code 111220) kan worden gesteld dat deze eenvoudige werkzaamheden met enkelvoudige niet complexe handelingen betreffen. Het gaat in deze functies om voorspelbare werkzaamheden in vaststaande settings en omstandigheden. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan worden gesteld dat deze functies zich aan de ondergrens van opleidingsniveau 2 bevinden. Daarnaast is uit aanvullend onderzoek gebleken dat voor appellant ook functies op niveau 1 zijn te selecteren, te weten Snackbereider
(SBC-code 111071), Inpakker (SBC-code 111190) en Productiemedewerker (SBC-code 111175). Uitgaande van deze laatste functies leidt een theoretische schatting tot een verlies van verdiencapaciteit van 23,75%.
2.3.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien deze nadere onderbouwing van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden.
3. In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij als volledig arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Onder verwijzing naar zijn in beroep ingediende brief van 3 juli 2012 handhaaft appellant voorts zijn stelling dat het Uwv aan de functies met SBC-codes 111180, 111220, 111160 en 111190 verkapte diploma-eisen heeft gesteld, die niet kunnen worden gecompenseerd door een (andere) opleiding, al dan niet aangevuld met praktische werkervaring.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het Uwv de psychische beperkingen van appellant heeft onderschat. In de verzekeringsgeneeskundige rapporten is voldoende onderbouwd dat de psychische beperkingen van appellant in hoofdzaak zijn terug te voeren op zijn maatschappelijk isolement, dat wordt versterkt door zijn analfabetisme. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de in 1.2 vermelde brief van psychiater Vanmolkot terecht geen aanleiding gezien de in die brief geuite veronderstelling dat bij appellant sprake zou zijn van een ernstige depressieve stoornis te volgen. Nog daargelaten dat Vanmolkot deze diagnose niet nader heeft onderbouwd, wordt in de aan de rechtbank overgelegde brief van 23 september 2011 van psychiater E.M. Szrama geen melding van deze diagnose meer gemaakt. De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat de belasting in de voor appellant geselecteerde functies zijn belastbaarheid niet overschrijdt.
4.2.
Voor zover appellant de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit heeft bestreden moet worden vooropgesteld dat de Raad in verband met de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering in zijn uitspraak van 30 juli 2004 (ECLI:NL:CRVB:2004:AQ6943) heeft geoordeeld dat de enkele vermelding van ‘basisonderwijs’ bij een functie niet betekent dat er sprake is van een strikte diploma-eis. Er is sprake van een opleidingsniveau-eis, waaraan de verzekerde kan voldoen door een combinatie van zijn opleiding en werkervaring. De Raad ziet geen aanleiding in het kader van de Wet WIA een ander standpunt in te nemen.
4.3.
Uit het arbeidskundig rapport van 5 april 2011 blijkt dat appellant in de periode van 1988 tot en met 2005 in tien productiefuncties van verschillende aard werkzaam is geweest. Gelet op deze vaststelling kan de conclusie van de arbeidsdeskundige dat appellant aan de ondergrens van niveau 2 kan functioneren in beginsel worden gevolgd. Daar komt bij dat niet in geding is dat appellant redelijk Nederlands spreekt.
4.4.
Daar staat tegenover dat in de functies met SBC-codes 111180 en 111120 met schriftelijke instructies of door de computer aangemaakte pakinstructies wordt gewerkt. Niet uit te sluiten is dat appellant in verband met zijn analfabetisme niet zelfstandig van deze instructies kennis zal kunnen nemen. Dat appellant gelet de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen beperking op item 1.9.3 is aangewezen op werk onder rechtstreeks toezicht en/of intensieve begeleiding bij het werk kan deze twijfel niet geheel wegnemen.
4.5.
De zo nog resterende twijfel aan de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep echter weggenomen door, in hoger beroep onweersproken, in zijn rapport van 16 mei 2012 vast te stellen dat het ook mogelijk is voor appellant een drietal functies te selecteren met opleidingsniveau 1 en een theoretische schatting uitgaande van deze functies leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 23,75%. De Raad verwijst in dit verband naar zijn vaste rechtspraak, volgens welke het opleidingsniveau 1 betekent dat geen eisen worden gesteld aan rekenen, lezen of schrijven (zie CRvB 3 februari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV3868).
5. Gelet op hetgeen in 4.1 tot en met 4.5 is overwogen slaagt het hoger beroep niet en moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
6. Het verzoek om wettelijke rente wordt afgewezen.
7. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en M. Greebe en R.E. Bakker als leden, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2014.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) W. de Braal

MK