ECLI:NL:CRVB:2019:567
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering wegens schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die een WW-uitkering ontving, had zijn werkzaamheden niet gemeld, wat leidde tot een herziening van zijn uitkering en een terugvordering van onterecht ontvangen bedragen. De Raad oordeelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht had vastgesteld dat de appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden door werkzaamheden voor [naam bedrijf 1] en [naam B.V.] niet te melden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv voldoende bewijs had geleverd dat de appellant in de relevante periode werkzaamheden had verricht die hij niet had doorgegeven. De appellant had aangevoerd dat hij alle relevante informatie had verstrekt, maar de Raad oordeelde dat de door hem overgelegde verklaringen van ex-collega's onvoldoende steun boden voor zijn stelling. De Raad bevestigde de herziening van de WW-uitkering en de terugvordering van € 5.001,69, evenals de boete van € 3.751,27, die als evenredig werd beschouwd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de uitkeringsgerechtigde om wijzigingen in zijn situatie tijdig te melden en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting.