ECLI:NL:CRVB:2019:4301
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na beëindiging op basis van verdiencapaciteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het ziekengeld van appellante. Appellante, die zich op 16 april 2015 ziek meldde met rugklachten, had eerder ziekengeld ontvangen op basis van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 15 mei 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Dit besluit was gebaseerd op een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en een arbeidsdeskundige beoordeling. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat de rechtbank zorgvuldig had gehandeld en geen reden had om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De gronden die appellante ter zitting naar voren had gebracht, werden als tardief aangemerkt, en de Raad bevestigde dat het Uwv de schatting van de belastbaarheid van appellante correct had uitgevoerd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv terecht het ziekengeld van appellante had beëindigd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.