ECLI:NL:CRVB:2019:4290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Appellant, die eerder een WIA-uitkering ontving, had zich ziek gemeld met duizeligheids- en psychische klachten. Na een periode van arbeidsongeschiktheid werd zijn uitkering beëindigd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft meerdere keren bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het Uwv, maar zijn verzoeken werden afgewezen. In hoger beroep voerde appellant aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat zijn toegenomen klachten niet goed waren beoordeeld. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden had geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten waren voor de conclusie dat appellant weer gedeeltelijk arbeidsongeschikt was geworden uit dezelfde oorzaak. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.560,- bedroegen.