ECLI:NL:CRVB:2016:635
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na melding van verslechtering van gezondheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellant. Appellant, die eerder een loongerelateerde uitkering ontving, had zich ziek gemeld in 2005 en ontving tot 2010 een WIA-uitkering. Na een herbeoordeling in 2010 werd vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, waardoor zijn recht op uitkering eindigde. In 2013 meldde appellant een verslechtering van zijn gezondheid, maar het Uwv concludeerde na onderzoek dat er geen toename van beperkingen was. Het Uwv handhaafde zijn besluit dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering per 1 juni 2013. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was, zoals vereist in artikel 57 van de Wet WIA. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de aanvullende medische informatie geen aanleiding gaf om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.