Uitspraak
17.3740 WMO15
OVERWEGINGEN
BESLISSING
van in totaal € 170,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1932 en met verschillende lichamelijke beperkingen, een aanvraag ingediend voor een traplift en een badlift op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht heeft deze aanvraag afgewezen, omdat het aanpassen van de badkamer op de benedenverdieping als de goedkoopst adequate voorziening werd beschouwd. Deze afwijzing is na bezwaar, beroep en hoger beroep in stand gebleven. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de woning van appellante geschikt was voor gelijkvloers wonen met de voorgestelde aanpassing.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat het college zijn standpunt over de afwijzing van de aanvraag baseerde op een ergonomisch bouwkundig advies uit 2009. De Raad oordeelde dat het college dit advies niet meer kon gebruiken voor de afwijzing van de aanvraag in 2015, gezien de lange periode tussen de adviezen. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en niet op een deugdelijke motivering berustte, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Desondanks heeft de Raad vastgesteld dat de aanvraag voor de traplift en badlift terecht was afgewezen, omdat de aanpassing van de badkamer op de benedenverdieping de goedkoopst adequate voorziening was. De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellante en het betaalde griffierecht vergoed. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, maar met verbetering van de gronden.