ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5695
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een woonvoorziening bestaande uit een traplift en een badlift op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 5 april 2011, waarin haar aanvraag voor een woonvoorziening, bestaande uit een traplift en een badlift, was afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van de Stichtse Vecht had op 2 februari 2010 besloten om de aanvraag af te wijzen en in plaats daarvan een financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van de natte cel op de benedenverdieping aan te bieden. Dit besluit was gebaseerd op adviezen van Argonaut Advies B.V., waaruit bleek dat appellante met de goedkoopst adequate voorziening, namelijk de aanpassing van de natte cel beneden, in voldoende mate kon worden gecompenseerd voor haar medische beperkingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 maart 2013 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college het bestreden besluit op zorgvuldige wijze had kunnen baseren op het onderzoek van Argonaut. De Raad concludeerde dat appellante op de benedenverdieping adequaat kon wonen, douchen en slapen, en dat haar stellingen over de benedenverdieping niet voldoende waren onderbouwd. De Raad bevestigde dat het college vrij was om de goedkoopste adequate voorziening te bieden, zoals bepaald in de toepasselijke verordening.
Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat zij een traplift nodig had om gebruik te kunnen maken van de bovenverdieping van haar woning, maar de Raad oordeelde dat de door haar overgelegde medische verklaringen niet voldoende waren om aan te tonen dat zij om medische redenen gebruik moest maken van de bovenverdieping. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de proceskostenveroordeling af.