1.3.Naar aanleiding van deze verklaring van appellant en het gegeven dat het huurcontract van zijn woning op zijn naam en die van X staat, heeft een handhavingsspecialist van de gemeente Eindhoven een onderzoek ingesteld naar de woonsituatie van appellant. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 12 mei 2017, waaruit, voor zover van belang, het volgende naar voren komt.
1.3.1.De handhavingsspecialist heeft op 20 en 21 maart 2017 geprobeerd een onaangekondigd huisbezoek af te leggen aan het opgegeven adres. Beide keren werd er niet open gedaan. De handhavingsspecialist heeft tijdens de tweede poging op 21 maart 2017 gezien dat dezelfde post nog in de brievenbus lag en heeft een uitnodiging voor een gesprek op 28 maart 2017 in de brievenbus gedaan.
1.3.2.Tijdens een waarneming op 28 maart 2017, vanaf 8:00 uur, bij het appartementencomplex waarin de woning van appellant zich bevindt, heeft de handhavingsspecialist gezien dat de auto van X voor het appartementencomplex stond en ook dat appellant omstreeks 8:30 uur de centrale toegangsdeur van het complex verliet.
1.3.3.De handhavingsspecialist heeft appellant toen aangesproken en vervolgens een huisbezoek afgelegd aan de woning van appellant. Tijdens dit huisbezoek was een neef van appellant in de woning. Appellant heeft tijdens het huisbezoek het volgende verklaard. Zijn neef is student en woont nabij [gemeente 2] . Hij blijft vandaag hier en gaat morgen weer terug. De neef slaapt op dit moment in het bed van appellant, de afgelopen nacht heeft appellant zelf op de bank geslapen. Op 2 februari 2017 heeft appellant het huurcontract getekend. Op 28 februari 2017 is hij geopereerd aan zijn rug. Op 3 maart 2017 hebben vrienden de spullen van appellant gebracht, zo’n twee à drie dagen daarna heeft appellant in zijn appartement geslapen. Vanaf dat moment heeft appellant één à twee keer elders geslapen, de overige dagen was hij in zijn appartement. Appellant moet soms al heel vroeg, vóór 8:00 uur, op weg naar [instantie 1] . Hij moet dan naar [gemeente 1] , [gemeente 3] of [gemeente 4] en gaat dan met de bus of met de auto van X. Appellant weet niet waar hij op 20 en 21 maart 2017 was. Hij heeft zijn administratie en kleding in zijn appartement. Het klopt dat het huurcontract op naam van appellant en X staat. Appellant en X stonden samen acht jaar ingeschreven en appellant had alleen geen woning kunnen krijgen, omdat hij geen inkomen heeft. Appellant heeft nog goed contact met X. Hij heeft haar eergisteren nog gezien toen hij de kinderen terugbracht. Zijn kinderen waren het afgelopen weekend bij hem.
1.3.4.Tijdens het huisbezoek heeft appellant een plastic zak met schone kleren getoond en ook zijn administratie in drie laptoptassen. Voorts heeft appellant zijn kleding op zijn slaapkamer en levensmiddelen in de keuken getoond.
1.3.5.In het rapport van 12 mei 2017 is voorts nog het volgende opgenomen.
- De neef van appellant wekt de indruk ‘thuis’ in de woning te zijn. Hij beweegt zich vrijelijk in de keuken, pakt koffie en vraagt of de handhavingsspecialist iets wil drinken.
- Appellant verklaart het afgelopen weekend zijn kinderen te hebben ontvangen, maar er is geen kleding en speelgoed van de kinderen aangetroffen.
- De goed geordende administratie van appellant in drie laptoptassen, lijkt er te zijn neergezet. De voldoende kastruimte die er is, wordt hiervoor niet gebruikt.
- De spaarzame kleding van appellant zit voornamelijk in een plastic zak. Hierin zitten ook een paar nieuw stuks ondergoed. Ook dit doet vermoeden dat het er neergezet is. De kastruimte wordt niet gebruikt voor deze kledingstukken.
- Het vermoeden bestaat dat het leven van appellant zich nog voornamelijk in [gemeente 1] en omgeving afspeelt. “Belanghebbende verklaart namelijk tegen de casemanager en op schrift dat hij lopende de aanvraag nog veel bij zijn ex-vriendin in [gemeente 1] is of bij een vriend in [gemeente 3] . Hij doet zijn was bij een vriend in [gemeente 3] . Hij doet meerdere dagen per week vrijwilligerswerk in [gemeente 1] en omgeving. Het pingedrag van belanghebbende speelt zich ook nog regelmatig af in [gemeente 1] en omgeving.”
- Om die reden is meerdere malen getracht een buurtonderzoek te verrichten bij de woning van appellant, maar de buurtbewoners wilden daaraan geen medewerking verlenen.
- Op 13 april 2017 heeft een buurtonderzoek plaatsgevonden bij de woning van X, waarbij vier buurtbewoners zijn gesproken. Drie van de vier buurtbewoners geven aan dat op het adres van X een gezin woont, bestaande uit een man, vrouw en twee kinderen. Recentelijk zou er niets in de woonsituatie zijn veranderd, de man is een paar dagen geleden nog gezien. Zowel de man als de vrouw rijden in de auto. Afwisselend brengen zij hiermee de kinderen naar de opvang en naar school. Het gezin zou er zo’n drie à vier jaar wonen.
- Op grond van het vooronderzoek, de afgelegde verklaring en de bevindingen van het huisbezoek en van het buurtonderzoek kan worden vastgesteld dat appellant niet heeft aangetoond dat hij zijn hoofdverblijf heeft op het opgegeven adres. Zijn centrum van levensbelangen ligt nog altijd in [gemeente 1] . Appellant verstrekt onjuiste dan wel onvolledige inlichtingen aangaande zijn woonsituatie.