ECLI:NL:CRVB:2019:3841
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening persoonsgebonden budget en terugvordering onverschuldigd betaalde voorschotten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. betreffende de herziening van een persoonsgebonden budget (pgb) en de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten. De appellant, die niet meer over alle door het zorgkantoor gevraagde stukken beschikte, kon de zorg niet verantwoorden. De Raad oordeelde dat de door appellant aangevoerde omstandigheden niet leidden tot de conclusie dat het zorgkantoor niet in redelijkheid tot zijn belangenafweging had kunnen komen. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat er meer zorg is verleend dan het zorgkantoor bij het bestreden besluit had goedgekeurd.
De uitspraak volgt op een eerdere uitspraak van de Raad van 14 juni 2017, waarin het beroep van appellant gegrond werd verklaard en het zorgkantoor werd opgedragen om opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen. Het zorgkantoor had in zijn nieuwe besluit van 12 januari 2018 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het pgb voor 2012 vastgesteld op € 16.314,94. De Raad benadrukte dat de verantwoording van de besteding van het pgb de eigen verantwoordelijkheid van de verzekerde is en dat de bewijslast bij de verzekerde ligt. Aangezien appellant niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de zorg daadwerkelijk is verleend en betaald, heeft de Raad geoordeeld dat het zorgkantoor in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het pgb lager vast te stellen en de onverschuldigd betaalde voorschotten terug te vorderen.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.