Uitspraak
17.6473 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
R.P.Th. Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van E. Diele als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2019.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die als postbezorger werkte en zich op 16 juli 2014 ziek meldde vanwege psychische en fysieke klachten. De aanvraag voor een uitkering met verkorte wachttijd werd op 8 oktober 2015 afgewezen door het Uwv, en het bezwaar hiertegen werd op 1 april 2016 ongegrond verklaard. De rechtbank Limburg bevestigde deze afwijzing op 20 februari 2017, waarbij werd geoordeeld dat appellant geschikt was voor zijn eigen werk. Appellant diende op 11 april 2016 opnieuw een aanvraag in, maar deze werd op 14 juni 2016 wederom afgewezen, omdat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige concludeerden dat zijn medische situatie ongewijzigd was en hij geschikt werd geacht voor zijn functie.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn angststoornis hem ongeschikt maakte voor zijn werk. Hij betwistte de eerdere oordelen en stelde dat de arbeidsdeskundige onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn functie en geschiktheid. Het Uwv verdedigde de eerdere besluiten en stelde dat de medische beoordeling niet aan de orde kon komen, omdat de rechtbank al had geoordeeld dat appellant geschikt was voor zijn eigen werk.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht de WIA-uitkering had geweigerd. De rechtbank had geen reden om te twijfelen aan de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 november 2019.