ECLI:NL:CRVB:2019:3720
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van verzekeringsgeneeskundig onderzoek in het kader van WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in België, had een WAO-uitkering ontvangen sinds 1989, maar het Uwv had deze uitkering in 2016 ingetrokken op basis van een herbeoordeling die concludeerde dat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Appellante voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen waren onderschat. De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend gemotiveerd dat de klachten van appellante niet seizoensgebonden waren en dat de medicatie die zij gebruikte geen aanvullende beperkingen met zich meebracht. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het bezwaar van appellante ongegrond had verklaard, en oordeelde dat appellante in staat was de geselecteerde functies te vervullen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.