Uitspraak
18.125 WMO15
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, geboren in 1959 en volledig rolstoelgebonden door het syndroom postpolio, had een aanvraag ingediend voor een elektrische rolstoel en een rolstoelbus op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag voor de rolstoelbus was eerder afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, omdat appellant geacht werd gebruik te kunnen maken van collectief en openbaar vervoer. De Raad heeft vastgesteld dat het college erkende dat de eerder verstrekte elektrische rolstoel mogelijk niet veilig was, en heeft besloten het besluit van 7 maart 2017, waarbij de aanvraag om een elektrische rolstoel was afgewezen, te herroepen. De Raad heeft zelf voorzien in de zaak door appellant een maatwerkvoorziening in de vorm van een elektrische rolstoel te verstrekken.
De Raad heeft echter de afwijzing van de aanvraag om een rolstoelbus gehandhaafd, omdat appellant niet had aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. De Raad oordeelde dat de eerdere afwijzing van de rolstoelbus op goede gronden was gedaan en dat het college niet in strijd met de wet had gehandeld. De Raad heeft de proceskosten van appellant vergoed en het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de medische situatie van de appellant en de mogelijkheden van collectief vervoer.