ECLI:NL:CRVB:2019:3537
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm bij bijstandsverlening en de beoordeling van huurrelaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet (PW), maar deze was door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant geen volledige inlichtingen had verstrekt, waardoor zijn recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Na een herhaalde aanvraag werd appellant alsnog bijstand toegekend, maar met toepassing van de kostendelersnorm, omdat hij samen met een medebewoner op hetzelfde adres woonde.
De appellant betwistte de toepassing van de kostendelersnorm en stelde dat de huurrelatie met zijn medebewoner commercieel was, wat niet in lijn zou zijn met de voorwaarden voor de kostendelersnorm. De Raad overwoog dat de huurprijs van € 250,- per maand, die appellant betaalde, ruim onder de marktprijs lag en dat de huurrelatie niet als commercieel kon worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat het college terecht had besloten dat de kostendelersnorm van toepassing was op de bijstand van appellant.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de rechters F. Hoogendijk, A.J. Schaap en J.L. Boxum betrokken waren, en de griffier Y. Itkal aanwezig was.