Uitspraak
17.2132 WW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het loonbegrip.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het dagloon van betrokkene, die een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) heeft aangevraagd. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum, de duur van de uitkering en de hoogte van het dagloon, na een eerdere beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die hem een dagloon van € 95,82 had toegekend. Het Uwv had later het bezwaar van betrokkene gegrond verklaard en het dagloon verhoogd naar € 106,19, maar de rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de eindejaarsuitkering van betrokkene niet correct was meegenomen in de berekening van het dagloon.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak vastgesteld dat de eindejaarsuitkering, die volgens de CAO netto aan betrokkene was uitbetaald, niet als loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) moet worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de eindejaarsuitkering een eindheffingsbestanddeel is en daarom niet tot het dagloon behoort. Dit betekent dat de netto uitbetaalde eindejaarsuitkering terecht niet is opgenomen in de polisadministratie, en dat er geen sprake is van onjuiste of ontbrekende gegevens in de polisadministratie, zoals de rechtbank eerder had geoordeeld.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv is ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.