ECLI:NL:CRVB:2019:3442
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van de Wajong-uitkering en de vaststelling van arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om de verlaging van de Wajong-uitkering van appellante, die in verband met ernstige vermoeidheidsklachten en concentratiestoornissen een uitkering op grond van de Wajong 2010 ontving. De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv om haar Wajong-uitkering te verlagen van 75% naar 70% van het minimumloon ongegrond verklaard. Appellante was van mening dat zij door haar klachten geen arbeidsvermogen had en niet ten minste vier uur per dag belastbaar was. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig onderzoek hadden gedaan en dat er geen reden was om aan hun conclusies te twijfelen. De Raad bevestigde dat appellante, ondanks haar klachten, ten minste vier uur per dag belastbaar was en voldeed aan de voorwaarden voor het aannemen van arbeidsvermogen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.