ECLI:NL:CRVB:2019:3337
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen uitkeringsspecificatie en beslaglegging op uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificatie van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 11 juni 2018. Het Uwv had dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat de betaalspecificatie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zou zijn. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad oordeelde dat de uitkeringsspecificatie van 11 juni 2018 geen rechtsgevolgen met zich meebracht en dus niet als een besluit kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde dat er geen wijziging was in de hoogte van de uitkering ten opzichte van de voorgaande maanden, waardoor het bezwaar niet ontvankelijk was. Daarnaast werd het Uwv in zijn verplichting om gevolg te geven aan de beslaglegging op de uitkering bevestigd, zonder dat er onregelmatigheden in de uitvoering waren geconstateerd.
De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.