ECLI:NL:CRVB:2019:3327
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsuitkering en terugvordering door het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die haar beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom ongegrond had verklaard. Het dagelijks bestuur had de bijstandsverlening aan appellante ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat appellante had verzuimd om melding te maken van haar WGA-uitkering en een toeslag op grond van de Toeslagenwet. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellante sinds 14 november 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. Na een onderzoek door een consulent werd duidelijk dat appellante over een bepaalde periode een WGA-uitkering en een toeslag had ontvangen, wat leidde tot een te hoge bijstandsuitkering. De Raad oordeelde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door deze inkomsten niet te melden, en dat het dagelijks bestuur terecht de bijstand had ingetrokken en teruggevorderd. Het beroep op verjaring werd verworpen, evenals het beroep op het vertrouwensbeginsel en artikel 3 van het Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de belangen van het kind van appellante niet onvoldoende waren meegewogen door het dagelijks bestuur.