In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar ongegrond verklaarde. Appellante ontving sinds 21 augustus 2011 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college beëindigde haar bijstand per 11 mei 2017, na een melding van de sociale recherche dat appellante niet op haar uitkeringsadres woonde, maar bij haar vriend in een andere gemeente. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke woonomstandigheden van appellante. De Raad stelt vast dat de verklaringen van appellante en haar vriend niet voldoende zijn gewogen en dat er geen bewijs is dat appellante haar woonplaats daadwerkelijk heeft prijsgegeven. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, herroept het eerdere besluit en veroordeelt het college tot vergoeding van de kosten van appellante.