Uitspraak
6 november 2015, 15/1074 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (Minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 16 juli 2019 geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. De Raad heeft de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met het hoger beroep toegewezen aan het Uwv, begroot op € 1.536,- voor verleende rechtsbijstand en € 97,88 voor reiskosten.
Daarnaast heeft de Raad ook een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn behandeld. De procedure heeft meer dan vijf jaar geduurd, wat meer dan de toegestane termijn van vier jaar overschrijdt. De Raad heeft vastgesteld dat de overschrijding van de redelijke termijn met meer dan één jaar is en heeft de Staat der Nederlanden (Minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan appellant tot een bedrag van € 1.500,-.
De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, met L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 oktober 2019. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 8:75a, 8:88 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die de mogelijkheid bieden om kosten en schadevergoeding toe te kennen in bestuursrechtelijke procedures.