Uitspraak
19.1624 PW-PV
BESLISSING
(bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellant over de maanden
december 2016, februari 2017, april 2017, augustus 2017, september 2017 en november 2017 (maanden in geding) herzien en de teveel gemaakte kosten van bijstand over deze maanden tot een bedrag van € 1.732,19 van appellant teruggevorderd.
tweede lid, van de PW niet uitgezonderd van het middelenbegrip. Voorts worden periodieke betalingen van derden aan bijstandontvangers – ongeacht in welke vorm deze worden verstrekt en waarover vrijelijk kan worden beschikt – naar vaste rechtspraak, die zijn gelding onder de PW heeft behouden, als inkomen van de bijstandontvanger aangemerkt (uitspraken van 22 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY9138 en van 23 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1106). Dat appellant naar eigen zeggen niet vrijelijk over de bijschrijvingen op zijn bankrekening heeft kunnen beschikken en dat hij die gelden niet heeft kunnen besteden aan noodzakelijke kosten van levensonderhoud heeft appellant niet aannemelijk gemaakt. Ook in hoger beroep heeft appellant daarvan geen objectief en verifieerbaar bewijs geleverd. Dat bij een aannemelijk gemaakte lening de schuldenlast van betrokkene toeneemt, is – in gevallen als hier waarin geen sprake is van een als vermogen aan te merken middel – verder niet van belang. Hetzelfde geldt voor de vraag of aan de lening een daadwerkelijke terugbetalingsverplichting is verbonden.