Uitspraak
16.5590 WAJONG
OVERWEGINGEN
BESLISSING
D. Hardonk-Prins als leden, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de aanvraag van een Wajong-uitkering door betrokkene, waarbij de vraag centraal staat of betrokkene op de datum in geding, 1 oktober 2014, voldeed aan de voorwaarden voor duurzame arbeidsongeschiktheid zoals vastgelegd in artikel 2:4 van de Wajong 2010. De Raad heeft in een eerdere tussenuitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Ter uitvoering van deze tussenuitspraak heeft het Uwv rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige ingediend, waarin werd geconcludeerd dat betrokkene niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De Raad heeft de overwegingen van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige onderschreven en vastgesteld dat de medische beoordeling en de arbeidskundige beoordeling voldoende onderbouwd zijn. De Raad concludeert dat het standpunt van het Uwv, dat betrokkene op de datum in geding niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering, niet onjuist is. De eerdere uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze het Uwv opdraagt een nieuw besluit te nemen, maar wordt voor het overige bevestigd. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand, en het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.