ECLI:NL:CRVB:2019:318
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herberekening van dagloon en verrekening van inkomsten uit arbeid in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellant had recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en was in geschil over de hoogte van zijn dagloon en de verrekening van zijn inkomsten uit arbeid. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 3 februari 2014 recht had op een WW-uitkering, maar had later zijn inkomsten uit een nulurencontract in mindering gebracht op deze uitkering. Appellant stelde dat het Uwv ten onrechte zijn inkomsten had verrekend met zijn WW-rechten en dat hij erop had vertrouwd dat deze alleen in mindering zouden worden gebracht op zijn tweede WW-recht. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de wet- en regelgeving correct had toegepast en dat er geen sprake was van een gerechtvaardigd vertrouwen van appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.