ECLI:NL:CRVB:2019:3114
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en toepassing van de hardheidsclausule bij emigratie naar Curaçao
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De betrokkene, geboren in 1988, lijdt aan een ernstige stofwisselingsziekte en is volledig arbeidsongeschikt. Hij ontving een Wajong-uitkering, maar het Uwv heeft deze stopgezet bij zijn verhuizing naar Curaçao. De moeder van betrokkene had eerder gevraagd of de uitkering kon worden meegenomen bij emigratie, waarop het Uwv aanvankelijk positief reageerde. Echter, later werd besloten dat de uitkering zou eindigen bij verhuizing naar het buitenland, omdat er geen zwaarwegende redenen waren voor de verhuizing van de ouders van betrokkene.
De rechtbank heeft de besluiten van het Uwv vernietigd en geoordeeld dat betrokkene recht heeft op zijn Wajong-uitkering, omdat hij volledig afhankelijk is van de zorg van zijn ouders. Het Uwv ging in hoger beroep, waarbij het stelde dat de rechtbank ten onrechte de volledige afhankelijkheid van betrokkene als zwaarwegende reden heeft aangemerkt. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de omstandigheden van betrokkene niet voldoen aan de criteria voor toepassing van de hardheidsclausule, omdat de verhuizing van zijn ouders niet objectief en dwingend was.
De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, waarmee het exportverbod van de Wajong-uitkering werd bevestigd. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder de hardheidsclausule kan worden toegepast en de noodzaak van objectieve redenen voor verhuizing naar het buitenland.