Uitspraak
18 121 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
23 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1807) is in dat geval 50% van het benadelingsbedrag een passend uitgangspunt bij de afstemming van de boete op het aspect van verwijtbaarheid.
16 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1816) kunnen financiële omstandigheden aanleiding geven de vast te stellen boete (verder) te matigen. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat gedurende een bepaalde periode (bij normale verwijtbaarheid twaalf maanden) het volledige bedrag van het inkomen boven de beslagvrije voet - ongeacht of die ruimte de facto op andere wijze is beperkt of ingenomen - beschikbaar is of wordt aangewend voor het betalen van de boete. Het college heeft, omdat sprake is van recidive, niet alleen de hoogte van het benadelingsbedrag verhoogd, maar heeft ook overeenkomstig zijn beleid de maximale aflostermijn in verband met de draagkracht van de boete voor dit geval van normale verwijtbaarheid met eenzelfde factor, namelijk 150%, verlengd, namelijk tot maximaal achttien maanden. In dit geval kan het boetebedrag, uitgaande van fictieve draagkracht, binnen die termijn worden betaald. Voor het geval dat hier aan de orde is, is het college bij de bepaling van die maximale termijn gebleven binnen de grenzen van een redelijke beleidstoepassing. De Raad onderschrijft voor dit geval de redengeving van de rechtbank dat anders aan de beoogde extra bestraffing die passend en geboden is voor het plegen van een herhaalde overtreding, gedeeltelijk geen betekenis meer zou toekomen. Het college was daarom niet gehouden de boete te matigen in verband met de draagkracht van appellant.