ECLI:NL:CRVB:2019:305
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering WAO-uitkering en toeslag wegens massagewerkzaamheden en verkoop van kleding op Marktplaats
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WAO-uitkering en toeslag aan een appellante die sinds 5 maart 2003 een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante heeft een boete van € 10,- opgelegd gekregen wegens schending van de inlichtingenplicht, nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat zij inkomsten had uit massagewerkzaamheden en de verkoop van kleding op Marktplaats, die zij niet had gemeld.
De Raad oordeelt dat de appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij onder dwang heeft gewerkt en dat zij de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellante in de periodes van 20 augustus 2012 tot en met 12 oktober 2012 en van 27 februari 2013 tot en met 12 april 2013 inkomsten had uit massagewerkzaamheden, en dat zij in de periode van 1 november 2007 tot en met 31 december 2007 te veel toeslag had ontvangen. De appellante had niet inzichtelijk gemaakt wat de omvang van haar verkoopactiviteiten was, waardoor het Uwv niet kon vaststellen of zij recht had op de toeslag.
De Centrale Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de opgelegde boete evenredig is. De appellante heeft de boete inmiddels volledig betaald. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om de overtreding van de inlichtingenverplichting niet of verminderd verwijtbaar te achten, en bevestigt de beslissing van de rechtbank.