In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de nabetaling van bezoldiging van een ambtenaar die wegens ziekte en disciplinaire maatregelen in een conflict is geraakt met zijn werkgever. De directeur had de nabetaling van de bezoldiging van de betrokkene gekort op basis van artikel 26 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (IBBAD), omdat de betrokkene ongeschikt werd geacht voor zijn functie wegens ziekte. De Raad oordeelde echter dat de directeur ten onrechte had gehandeld, aangezien de bedrijfsarts slechts een adviserende rol heeft en het bestuursorgaan verantwoordelijk is voor de melding van ziekte of herstel. De Raad stelde vast dat de betrokkene op 29 november 2010 hersteld was gemeld en dat er geen bewijs was dat hij daarna opnieuw ziek was gemeld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank die de korting op de bezoldiging had vernietigd en oordeelde dat de gevolgen van de korting voor rekening van de directeur komen. De directeur werd veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene en er werd een griffierecht opgelegd.