ECLI:NL:CRVB:2019:2997
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Y.J. Klik
- M.F. Wagner
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellanten, een vrouw en haar partner, hebben hoger beroep ingesteld tegen de intrekking en terugvordering van hun bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De intrekking was gebaseerd op de stelling dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden, wat zij niet hadden gemeld. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten sinds 21 februari 2011 samenwoonden, maar dat zij in de periode van 21 februari 2011 tot 17 december 2014 op verschillende adressen stonden ingeschreven. De Raad oordeelde dat de bewijslast voor de intrekking van de bijstand bij het college lag, maar dat de onderzoeksresultaten voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De appellanten voerden aan dat zij onder druk stonden tijdens de verhoren door de sociale recherche, maar de Raad oordeelde dat er geen onaanvaardbare druk was uitgeoefend. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de intrekking van de bijstand terecht was.