ECLI:NL:CRVB:2019:2996
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Y.J. Klik
- M.F. Wagner
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante en appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante en de terugvordering van bijstandsbetalingen door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Appellante ontving sinds 1 maart 2014 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en heeft verzuimd om een gezamenlijke huishouding met appellant te melden. Het college heeft na onderzoek vastgesteld dat appellante en appellant een gezamenlijke huishouding voerden, wat leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van € 25.134,12. Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar het college heeft de bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen tegen de besluiten van het college eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat de onderzoeksresultaten onvoldoende zijn om te concluderen dat zij een gezamenlijke huishouding voerden en dat er geen sprake was van schending van de inlichtingenverplichting. De Raad heeft de onderzoeksresultaten beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs is voor de gezamenlijke huishouding, onder andere door verklaringen van appellanten en waarnemingen van de sociale recherche. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en de beroepen van appellanten gegrond verklaard, maar de besluiten van het college in stand gehouden. De Raad heeft ook de boete van € 1.170,- die aan appellante was opgelegd, bevestigd, omdat er sprake was van verwijtbare schending van de inlichtingenverplichting. De kosten van rechtsbijstand zijn voor het college vastgesteld op € 2.048,- per appellant.