ECLI:NL:CRVB:2019:2932
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op financiële tegemoetkoming op grond van de Wmo 2015
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen, waarbij hun aanvraag voor een financiële tegemoetkoming op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan. Appellanten hebben aangevoerd dat hun inkomen over 2015 onder de inkomensgrens van 110% van de bijstandsnorm ligt, maar het college heeft vastgesteld dat hun inkomen, inclusief verzwegen inkomsten, boven deze grens uitkomt. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten in 2015 een netto inkomen van € 21.238,61 hadden, wat meer is dan de geldende bijstandsnorm van € 18.152,40. Het college heeft ook verwezen naar verzwegen inkomsten van € 13.414,93, die de situatie verder compliceren. De Raad heeft geoordeeld dat het college op goede gronden heeft beslist dat appellanten geen recht hebben op de gevraagde tegemoetkoming. De beroepsgrond van appellanten dat zij aan de inkomenseis voldoen, is verworpen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland bevestigd, waarbij het beroep van appellanten ongegrond werd verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.