ECLI:NL:CRVB:2019:2890
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 augustus 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn ZW-uitkering te beëindigen. Appellant, die als asbestsaneerder werkte, had zich op 1 mei 2014 ziek gemeld en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Na een beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige concludeerde het Uwv dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering per 16 april 2016.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de artsen van het Uwv zijn psychische klachten, waaronder PTSS, niet serieus hebben genomen en dat hij niet in staat is de geselecteerde functies te vervullen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat de aan de toetsing ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De Raad heeft de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige gevolgd en vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van hun beoordeling.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland bevestigd, waarin het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 22 augustus 2019.