ECLI:NL:CRVB:2019:284
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en arbeidsvermogen van appellant met ASS en dissociatieve stoornis
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een Wajong-uitkering had aangevraagd. Appellant, geboren in 1997, had eerder een aanvraag ingediend bij het Uwv, die was afgewezen op basis van de conclusie dat hij over arbeidsvermogen beschikte. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant ongegrond, maar appellant ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 24 oktober 2018 werd duidelijk dat appellant, die lijdt aan een autismespectrumstoornis (ASS) en een dissociatieve stoornis, niet in staat is om zelfstandig te functioneren in een arbeidsorganisatie. De Raad oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd dat appellant op de datum in geding over mogelijkheden tot arbeidsparticipatie beschikte. De conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv stonden niet in lijn met de bevindingen van de psychiater Corstens, die had vastgesteld dat appellant substantieel ondersteuning nodig heeft en niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en verklaarde het beroep van appellant gegrond, waardoor hij recht heeft op een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht.