ECLI:NL:CRVB:2019:2809
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van voorwaardelijk ontslag wegens herhaald plichtsverzuim van een ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, was voorwaardelijk ontslagen wegens herhaald plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het herhaaldelijk te laat komen op het werk, wat in strijd was met de voorwaarden die aan het voorwaardelijk ontslag waren verbonden. De Raad oordeelde dat de appellant in de periode van 30 september 2016 tot en met 25 november 2016 acht keer te laat op het werk was verschenen, wat overeenkwam met het plichtsverzuim dat aan het eerdere ontslag ten grondslag lag. De Raad concludeerde dat de voorwaarde voor de tenuitvoerlegging van het strafontslag was vervuld, en dat er geen medische redenen waren die het plichtsverzuim niet toerekenbaar maakten aan de appellant. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om het voorwaardelijk strafontslag ten uitvoer te leggen, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college hadden moeten doen afzien van deze tenuitvoerlegging. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd.