ECLI:NL:CRVB:2014:3738
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tenuitvoerlegging van voorwaardelijk strafontslag wegens plichtsverzuim
In deze zaak gaat het om de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk strafontslag van appellant, die sinds 2008 werkzaam was als ambtenaar. Op 9 februari 2012 werd hem een voorwaardelijk ontslag opgelegd wegens plichtsverzuim, specifiek het niet betalen van huur. De voorwaarde was dat hij zich gedurende twee jaar niet schuldig zou maken aan soortgelijk plichtsverzuim. Echter, appellant heeft zich binnen deze proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan vergelijkbaar plichtsverzuim door de huur niet volledig te betalen en door het ontstaan van nieuwe loonbeslagen. Het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem heeft op 24 oktober 2012 het voorwaardelijk ontslag ten uitvoer gelegd, wat door appellant werd bestreden in beroep.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het besluit tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk ontslag in stand kon blijven. De Raad overwoog dat de voorwaarden voor tenuitvoerlegging waren vervuld en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college zouden verplichten om van de tenuitvoerlegging af te zien. Appellant had meerdere keren hulp aangeboden gekregen, maar had hier niet op gereageerd. De Raad bevestigde dat het college in redelijkheid tot het bestreden besluit had kunnen komen, en dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar uitspraken. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, en de uitspraak werd bevestigd.